6 minuten • 6 november 2025
Cicero, uitgesproken [ˈkɪkɛroː] in het Latijns of [t͡sɪt͡sɛrɔ] in het Nederlands, is dé hoofdrolspeler in de middelbare lessen Latijn. Geboren op 3 januari van het jaar 106 voor Christus als Marcus Tullius Cicero, begon hij zijn historische levenspad als filosoof, redenaar, advocaat en politicus. Hij groeide op in de Romeinse stad Arpinum, wat vandaag de gemeente Arpino is, gelegen in het hart van de laars van Italië. Na een invloedrijk leven in de hoofdstad Rome en periodes in Griekenland en Azië, overleed hij op 7 december van het jaar 43 voor Christus in de kuststad Caieta, vandaag Gaeta genoemd.
Wist je trouwens dat het beroemde zinnetje ‘lorem ipsum’ zijn oorsprong vindt in Cicero’s werk De Finibus Bonorum et Malorum (Over de grenzen van goed en kwaad)? Die tekst werd eeuwen later vervormd tot de dummy-en opvultekst die hedendaags reclameontwerpers en grafici wereldwijd nog steeds gebruiken bij het opmaken van brochures of catalogi.(1)
Cicero schreef heel wat redevoeringen, waarvan de bekendste de Eerste Catilinarische Rede was. De zin “Quousque tandem abutere, Catilina, patientia nostra?”, ofwel “Hoelang zal je ons geduld nog op de proef stellen, Catilina?” wordt tot op de dag van vandaag geanalyseerd in de lessen Latijn als hét schoolvoorbeeld van de Romeinse retoriek.
Daarnaast vertaalde hij ook teksten van de Griekse redenaars Demosthenes en Aeschines naar het Latijn. Met zijn werk De Optimo Genere Oratorum (Over de beste redenaars) werd de grondslag van de vertaaltheorie gelegd: moet een vertaling woord voor woord gelijklopen met de brontekst, of mag deze vrij vertaald worden?
De redenaar uitte zijn voorkeur voor de vrije vertaling, mede omdat volgens hem de Latijnse woordenschat rijker was dan Griekse(2). Doordat het Romeinse Rijk het oude Griekenland veroverde, leefde namelijk de opvatting onder het volk dat de Latijnse cultuur superieur was aan de Griekse, en werd het vertalen van Griekse teksten een ‘competitie’ om de brontekst te overstijgen.(3)
“Nec ut interpres, sed ut orator”(4) is wat Cicero in De Optimo Genere Oratorum schrijft. Daarmee gaf hij aan dat hij de ideeën en vormen uit de Griekse tekst overneemt, maar daarvoor de Latijnse taal gebruikt. Belangrijk is dus de boodschap en het gewenste doel van de tekst, waardoor er vrijheid ontstaat voor de vertaler om deze boodschap met de juiste woorden over te brengen en zijn doel te bereiken.
Een redenaar is volgens Cicero “niet slechts specialist in het retorisch vormgeven van welk genre dan ook”, hij is ook “inhoudelijk in staat om over elk onderwerp te spreken”.(5) Dit is wat Leeman en Braet de “materieel-maximalistische visie”(6) noemen.
Voor moderne beëdigde vertalers is dat bijzonder relevant. In juridische of officiële documenten is het belangrijk om trouw te blijven aan de inhoud, maar ook om begrijpelijke, correcte en cultureel passende vertalingen te leveren. Een woord-voor-woordvertaling kan soms meer verwarring dan duidelijkheid veroorzaken.
Een kernbegrip in de vertaalwetenschap is ‘equivalentie’. Dat betekent dat een vertaling geen exacte kopie hoeft te zijn, maar wel hetzelfde effect of gewicht moet hebben als de brontekst.
Cicero verwoordde het als volgt: “Ik vond het dus niet nodig om ieder afzonderlijk woord met een eigen woord weer te geven, maar wel heb ik de stijl van alle woorden en hun betekenis behouden. Waar het voor de lezer immers op aankomt is, dacht ik, dat ik hem van de woorden niet hetzelfde aantal, maar om zo te zeggen, hetzelfde gewicht bezorg.”(7)
Voor hedendaagse beëdigde vertalers in Vlaanderen, Nederland of waar ook ter wereld betekent dit: zorg ervoor dat de juridische of formele waarde van een document behouden blijft, ook als dat betekent dat zinnen herschikt of geherformuleerd moeten worden.
In de eeuwen na Cicero kwam er tegenwind. Vooral vanuit religieuze hoek werd het idee van vrije vertaling in twijfel getrokken.
Augustinus van Hippo, beter bekend als Sint-Augustinus (354 n.C. tot 430 n.C.) pleitte voor een letterlijke vertaling van religieuze teksten zoals de Bijbel. Hij was een bekende christelijke theoloog en filosoof, en zijn religieuze positie speelt een grote rol voor zijn keuze voor de woord-voor-woordvertaling: de Bijbel is het woord van God, en de vertaling daarvan kan enkel gebeuren door de meest gelovige en competente vertalers, als hun roeping van God.(8)
Een andere bekende heilige en theoloog is Sint-Hiëronymus, geboren als Hiëronymus van Stridon (ca. 347 n.C. tot 420 n.C.). Als één van de bekendste vertalers is het logisch dat hij dan ook de patroonheilige van de vertalers is. Zijn dag, en samen die van de vertalers, wordt gevierd op 30 september. Zijn bekendste vertaling is deze van de Griekse en Hebreeuwse Bijbel naar het Latijn. Hij hield een verzoenende visie op Cicero’s ideeën aan: voor religieuze teksten moet inderdaad een woord-voor-woordvertaling worden gehanteerd, maar voor literatuurvertalingen is een vrije vertaling, of een sense-for-sensevertaling gewenst.(9)
Toch discussiëren taalkundigen over Hiëronymus’ standpunt, aangezien zijn bijbelvertalingen toch niet altijd zo letterlijk vertaald zijn, en Hiëronymus zelf Cicero’s non verbum pro verbo citeerde in de context van zijn bijbelvertaling.
Voor beëdigde vertalers vandaag klinkt dit vertrouwd: ook zij moeten afwegen wanneer ze vrij kunnen vertalen en wanneer de inhoud absoluut letterlijk moet worden weergegeven, zoals bij notariële akten of gerechtelijke documenten.